Reisverslag SY LYRA Groenland naar Labrador

WEBLOG SY LYRA
Herman Marres & Rian de Jong
Thu 13 Sep 2007 17:25
Groenland.
Augustus 2007
Opeens horen we een schot in de bergen, maar het is geen schot; een ijsberg splijt met een knal in twee stukken en valt dan met een lome beweging om, gevolgd door een spektakel van ijsvonken. Deze schoten horen we regelmatig en we ontdekken ook een andere aard van schieten, want aan onze steiger in Qaqortoq (Julianahab, zuid Groenland) ligt in een boot een rendier in stukken gehakt, gewei en kop nog intakt. Op de markt, één kraam, worden stukken aangeboden, mes en zaag komen er aan te pas om hem klein te krijgen. Ik geloof dat we er nog niet aan toe zijn een stuk te kopen, het is nog teveel een dier en nog te weinig vlees. Het vervoer gaat hier uitsluitend via het water of via de lucht. Er zijn geen wegen. Het land bestaat tot aan de ijskap en de gletchers uit, in de bergen, uitgesneden fjorden. Alleen in de dorpen is iets van een verharde weg. Als een ´dorp´ 3000 mensen telt is het een regionale hoofdstad en zijn er ter plaatse een paar verharde wegen, waar ook auto´s rijden, die alleen maar in deze plaats kunnen rondrijden.
We komen aan in het meest zuidwestelijke punt van Groenland Narsarmijit ofwel Frederiksdal, er wonen 120 mensen inclusief kinderen. Na het rijke IJsland een zeer arm Inuit plaatsje. Wel idylisch gelegen. Hier heeft de Viking Erik de Rode, voet aan land gezet, volgens de overlevering gaf hij het de naam Groenland. Groen is het hier, maar ook hoog, nat en heel mistig. Er is één straat, één auto, één supermarkt, één zeehondenhuiden-atelier, één school en één kerk. We ontmoeten hier René Kvist, een jonge student, die aanbied om ons ´s middags rond te leiden door het dorp, hij is de zoon van het hoofd van de school. René studeert in Denemarken en is op vakantie bij zijn ouders. Op de vraag hoe hij dan hiernaartoe reist is zijn antwoord: ´´Met de helicopter, maar nu ben ik gebracht door het bootje van mijn oom´´. We lopen met hem een paar uur door het dorp. Hij weet ontzettend veel van de historie en we kunnen hem van alles vragen, hij is jong en ambitieus en wij vinden dat hij ooit de president van het land moet worden.
Het is de derde dag. De bevolking is heel verlegen, maar zo langzamerhand aan ons gewend geraakt, de kinderen komen als eerste hallo zeggen, dan komt schoorvoetend iemand ons een hand geven, in de supermarkt volgen er meer. We worden ergens uitgenodigd, maar zien René bedenkelijk kijken, later vragen we of we erop in moeten gaan, maar hij vertelt ons dat het vandaag payday is. Er zal veel alcohol gebruikt worden, mischien is het niet het goede moment.
We eindigen de dag met internetten op de school van pa Lars Einur, andere mogelijkheden zijn er niet en de school is toch open voor een grote schoonmaak. Als tegenprestatie nodigen wij René uit, hij neemt z´n hele familie mee aan boord, waarbij pa een enorm humoristische man blijkt te zijn, maar ook ernstig. Door zijn baan kent hij ook alle problemen in het dorp. Zijn vrouw loopt door het schip en aan haar ogen zie je dat het heel luxe is, dit is een confrontatie met het rijke westen en een gebied waar door de aard van het bestaan het niet zo nodig is om het mooiste van het mooiste te hebben. Lars stelt echter dat zijn boot meer PK´s heeft dan de LYRA en dat een Groenlander eigenlijk altijd meer PK‘s moet hebben dan de buren.
De Prins Christian Sund is nagenoeg ijsvrij vanuit Nasarmijit willen we het fjord invaren naar de gletchers. Het is zo´n 30 mijl varen tot we op de gletcher stuiten. Je ziet hem liggen en ik moet eerlijk bekennen dat ik een beetje teleurgesteld ben. Maar het blijkt dat we nog lang niet dichtbij genoeg zijn, nog twee uur varen en de gletcher wordt alsmaar groter en groter, tot hij ver boven ons uitstijgt als een afgehakte muur van 40-60 meter hoog en zo ver je kijken kan: IJS. Het is adembenemend om te zien. Het schip is zo nietig; van de mast die 25 meter lang is, lijkt niets over te blijven. Na de obligate fotosessie - schip voor gletcher - varen we samen met de Pas de Deux het fjord weer uit, nu blijft de gletcher groot als we achterom kijken.
Halverwege het fjord is een kleine nederzetting, met een natuurlijke haven: Augpillatoq. Een hele rij mannen en kinderen kijken naar de aanleg manoeuvre, ankeren en dan achteruit draaien naar de kade, en waarschuwen voor ondiepte met het tij, een visser vaart weg en roept dat hij ´s nachts weer terug komt, dit alles voelt als een hartelijk welkom. Het dorpje wordt vanuit het fjord grotendeels aan het zicht onttrokken door een grote rots die ervoor ligt, als je binnen vaart is het een kleine kleurrijke oase. Gekleurde huisjes staan schots en scheef op de rotsen, een man is op een grote tafel katvis aan het fileren, die achter hem op de rotsen gedroogd wordt
Vandaag varen we via de Inner Coastal Way verder naar Nanortalik
Deze route loopt vanaf het zuiden helemaal naar het noorden tot aan de 74ste Breedtegraad. Vaak is deze route bevaarbaar als een paar mijl buitengaats overal nog pakijs ligt. De tocht is indrukwekkend mooi, doet sterk denken aan Noorse fjorden. Hoge fjorden met in de verte gletchers. Overal ijsbergen. Er zijn echter totaal geen bomen, wel wat groen. Volgens Rian lijkt het daardoor meer op Griekenland, alleen dan een stuk minder warm. De kaarten zijn niet erg nauwkeurig wat de diepte betreft. Weinig surveys hebben hier plaatsgevonden. In het algemeen is het 150 meter diep of meer. Op enkele plekken kunnen we onze weg alleen door middel van de sonar vinden.
We overnachten in een heel verstilde ankerbaai samen op één anker met Pddeux.
Al maanden varen we van hoogtepunt naar hoogtepunt, ongelooflijk. Hier liggen de ijsbergen gestrand voor de haven te wachten tot ze door verscheidene explosies, soms als kanonslagen, heel langzaam in kleine hapbare stukken veranderen, die dan langzaam de haven indrijven en weer overlast kunnen veroorzaken.
Het weer blijft maar mooi. Koud is het wel, 7 gr Celsius, maar als je gaat wandelen komt de thermometer, door de zonnestraling, ook soms op 18 gr Celsius. De watertemperatuur op zee waar het driftijs nog aanwezig is, ligt nog wel op slechts 1,7 gr Celsius.
Nanortalik is een grotere plaats op een eiland met zelfs een ziekenhuis en er kruisen maar liefst 2 straten het dorp. Taxi´s (??) rijden je bijna van je sokken. Er is zelfs een stadsbusje die in 20 minuten helemaal rond rijdt.
Na een lange wandeling komen we in de bar van het hotel terecht. Een oude Inuit vrouw komt naar ons toe, praat en lacht tegen ons, maar we kunnen haar niet verstaan, ik wordt omarmd en besnuffeld. Ze gaat aan het volgende tafeltje zitten en lacht en komt steeds weer naar ons toe, ze is geweldig. Dan komt ze ook ineens met biertjes aan , terwijl wij eigenlijk weg willen, nou ja. De bar loopt inmiddels vol. Iemand vraagt ons om bier, maar als we dat niet geven blijft hij even zo vrolijk. Er komt een prachtig indiaans uitziende vrouw binnen die ons vraagt waar we vandaan komen en dan volgt er een kreet: ´´Het zijn Pukkitsormiut´´.
Zij vertaalt dit met ´Mensen van de houten schoenen`, later hoorde we een vertaling die luidde: ´´Mensen van de lage landen´´. In ieder geval klinkt het woord heerlijk in de oren. Bij ons vertrek uit de bar worden we hartelijk uitgeleidde gedaan door de Inuit vrouw en haar vriendin, die mij nog een keer stevig beknuffelt en aan mij ruikt waarbij ik voel dat de druppeltjes aan haar neus op mijn wangen belanden, nou ja wat geeft het eigenlijk.
We maken een tussenstop om in een hotpot te baden, 3 meertjes van 36 gr. ergens zomaar in het wild, na het ankeren zien we de stoom al opstijgen, we hebben een privé meertje, maar later liggen we ook nog in een ander poeltje waar het druk is met kinderen, maar het lukt niet om kontakt te krijgen.
Via de ´´Inner Coastal Way´´ sluipdoor - kruipdoor tussen de vele eilanden, rotsen en het vaste land komen we in Qaqortoq. Er is een route met bakens waar de diepte aangegeven wordt, alles daarbuiten is wit op de kaart. De sonar is een apparaat om de diepte 350 meter vooruit te meten, daardoor durven we afsteekjes te maken of ergens door te varen wat mooier lijkt, dit is heel intensief kijken en steeds de afstand en gain (de ruis) veranderen als de diepte verandert, terwijl de roerganger de waarneming doet door naar water en kleur te kijken.
Qaqortoq telt, 3000 inwoners en is een echt stadje met zeer grote nadruk op `tje`. Hier kunnen kinderen van de omliggende plaatsen naar het voortgezet onderwijs. Ze wonen dan intern bij andere families. Het is druk in de haven met vrachtschepen en de ferry, die in een week naar het noorden en weer terug naar het zuiden vaart. De steiger waar wij aan liggen is half gezonken, maar de loopplank naar de kade ligt er nog net op, dus we kunnen erop en eraf. Er wordt een hevige storm voorspeld, dan liggen we hier niet beschut, we moeten weg. Een Duits jacht, de Katmar, die we al in de Faroer hebben ontmoet sluit zich bij ons aan en zo varen we in konvooi met drie schepen naar de volgende haven, waarbij we onderweg een dik ijsveld moeten doorkruisen, soms voetje voor voetje werken we ons erdoorheen. Het is bijzonder mooi om temidden van de zoveel ijsbergen en kleinere afgebroken stukjes ijs, van nog steeds een tonnetje of 5, door te varen. Deze ijsbergen komen uit het Bredefjord, een heel breed en lang fjord waar je officieel toestemming voor moet vragen om in te varen, vanwege de ijsconditie.
Wij gaan dat maar niet doen, dit is mooi genoeg vandaag.
De storm raast inderdaad over ons heen als we later veilig en beschut in een volle haven liggen waar alle vissers ook zijn binnen gelopen. Het kost ons drie fenders, door de druk zijn ze helemaal uitgerekt en leeg.
In het museum een klein gebouw, komen we aan de praat met de vrouwelijke deense directeur, Rie Oldenburg. Zij leidt ons rond in de kleine huisjes naast het museum, een winkel uit 1920, met artikelen uit die tijd, luxe artikelen waaronder alcohol waren uitsluitend voor de gegoede burgers: Denen en de Iniut die voor de Denen werkten.
Het dorp Narssaq - ontstaan als nederzetting met een paar huisjes van gestapelde stenen, turf en een grasdak, binnen zeehondenhuiden aan de muren en verder zeer sober ingericht - werd door de Denen niet als geciviliserd gezien. Daar moesten net als in Denemarken huizen van hout voor in de plaats komen en zo werd eigenlijk het hele leven van de Iniut op zijn kop gezet en beheerst door de Denen. Het gesprek wordt iets persoonlijker en zo komen we erachter dat de katholieke pater, Finn Lynge, die in het boek ‘Een Afrikaan in Groenland` voorkomt met Rie getrouwd is. Ze schittert als ze zegt: ´´Dan moet je mijn man ontmoeten´´. Dit is zo ongelooflijk bijzonder.
Pas de Deux wil de oversteek naar Labrador gaan maken, maar wij willen Finn erg graag ontmoeten en vertrekken een dag later.
Finn is nog steeds een actief sociaal-democraat. Hij is jarenlang de adviseur voor de minister van Buitelandse zaken geweest in Brussel. Het gesprek gaat natuurlijk over politiek en de problemen zoals excessief alcohol gebruik hoe verder je naar het noorden komt. Finn is iemand die zijn land als inwoner en als buitenstaander kan beschouwen, omdat hij jaren in het buitenland heeft gewoond en zeer bereisd is. Het is moeilijk om iets te ontwikkelen waar het land economisch mee vooruit komt, het is zo groot en de totale populatie zo klein (55.000) en iedereen woont te verspreid voor een goede industrieele opzet, bovendien vindt hij de discussie over een onafhankelijk Groenland helemaal ridicuul, `Dat is onmogelijk` roept hij uit Dus René wordt geen president!!
Hij overtuigt ons van het deels culturele nut van de zeehondenvangst die hier in honderdduizenden voor de kust zwemmen. (Wij zien bij het uitvaren twee grote scholen zwemmen. Ze zwemmen in een soort kiellinie, zodat het net lijkt alsof het één groot beest is, dit hebben we nog nooit zo gezien.) Hij is het ook helemaal met onze kritiek eens dat er ook misstanden zijn, wanneer we vertellen dat wij verscheidene malen kadavers zonder pels achteloos op de bodem van de haven hebben zien liggen. Hij wordt furieus op zijn eigen mensen, die daarmee de legitimiteit van hun eigen bestaan in gevaar brengen. Er is controle, maar hoe doe je dat met slechts één boot voor 400 Nm.
Wij schatten dat hij ergens in de 70 moet zijn, hij geniet zichtbaar van zijn jonge gezin. Hij vraagt zich bezorgd af of wij wel genoeg Groenlandse producten geproefd hebben – de nieuw aardappeltjes uit Narssaq worden alleen in de top restaurants van Kopenhagen geserveerd. Hij regelt dat iemand ons bij hen oppikt om naar een vriescel te gaan en een paar stukken rendier vlees uit te zoeken. Dit ziet er als vlees uit en nu zijn we er wel aan toe. Je kan het niet in een winkel kopen, iedereen weet bij wie hij moet zijn en het vlees moet via de jacht en niet via de slacht komen . ´´Dat proef je´´, zegt hij. ´´Angst-adrenaline smaakt niet goed´´.
Wat een bijzondere en erudiete man , dit hadden we niet willen missen.
Wanneer we de volgende dag aan de oversteek beginnen zijn we nog vol van het gesprek en het heeft nog een toetje: Finn had ons in zijn huis gewezen op de ijskap die in Narssaq begint en over heel Groenland ligt. Op zee klaart het op en als we achterom kijken zien we een uitgestrekt wit veld, onwaarschijnlijk wit met duidelijke morenenstrepen en zóóó groot!!
De ijsbergen komen weer in zicht. Zo`n 30 grote jongens doen ons uitgeleide. Wanneer we er geen meer zien, ook op de radar niet, begint de mist en af en toe regen. De dikke mist houdt twee dagen en nachten aan, een beetje deprimerend, maar na al dat moois moeten we daar tegen kunnen.
De weerberichten zijn voor vertrek al dagen achtereen uit den treuren gespeld. Toch overvalt ons, geheel onaangekondigd, de eerste nacht een dikke storm, beaufort 8. We worden flink door elkaar gemangeld door de harde wind en ruwe zee. Er blijft de hele oversteek van 5 dagen een knorrig zeetje staan, kort en warrig.
De laatste nacht liggen we bij omdat we de ijsgrens bij Labrador naderen. Fok bak, grootzeil gevierd, roer een beetje naar loef om daarmee min of meer op dezelfde plaats te blijven en dan lekker 6 uur slapen, een soort struisvogel-gevoel. Het is aarde donker en we willen nu de overkant zo dichtbij is geen Titanic nadoen.
De ijsbergen liggen verspreid over een groot gebied, we zien er een paar, het is heerlijk zonnig, we naderen de eilanden voor de kust.
Door radiocontact vernemen we dat de Pas de Deux nog maar een paar mijl voor ons ligt. Leuk om elkaar al op zee zo dicht bij de haven weer te ontmoeten.
Herman kijkt mij met een paar trotse natte ogen aan: ´´We zijn aan de overkant. CANADA !!!´´